Musée Antoine Bourdelle
Antoine Bourdelle (1861-1929) en het Musée Bourdelle
In mijn zoektocht naar verzamelingen stuitte ik min of meer toevallig op de naam van Bourdelle. Een enthousiaste vriendin noemde een bezoek aan het Musée Bourdelle ‘een cadeautje’ waarmee mijn nieuwsgierigheid was gewekt.
Musée Bourdelle is oorspronkelijk het woonhuis en het atelier van deze beeldhouwer, die behalve beeldhouwer ook schilder, graficus en fotograaf was. Tot mijn verbazing was rond 1900 weinig literair werk van deze beeldhouwer voorhanden, in vergelijking tot bijvoorbeeld met Auguste Rodin (1840-1917). Ik vroeg mij af waaraan dat lag. Genoot Bourdelle in zijn tijd bekendheid als beeldhouwer, zowel in Frankrijk als in het buitenland? Waarin zit nu het verschil met Rodin?
Het Musée Bourdelle is niet zonder slag of stoot tot stand gekomen. Hoewel Bourdelle tegen het einde van zijn leven publiekelijk te kennen gaf dat hij, net zoals Rodin, een eigen museum wilde, vond hij geen gehoor bij de toenmalige Minister Openbaar Onderwijs en Kunst, Edouard Herriot. Dank zij een gift van Gabriël Cognacq, neef en erfgenaam van Ernest Cognacq en oprichter van het Parijse warenhuis Samaritaine kon zijn dochter, Rhodia Bourdelle, de grond met het gebouw aankopen wat voorkwam dat het werk van Bourdelle werd verspreid. Dank zij haar vasthoudendheid, die van haar echtgenoot Michel Dufet, haar moeder Cleopâtre Bourdelle-Sévastos en door tussenkomst van de directeur Des Beaux Arts, Yvon Bizardel, accepteert de stad Parijs in 1949 de gift van Cléopâtre Bourdelle: het terrein, de gebouwen en de werken die erin worden bewaard waarmee het huis van Bourdelle een museum werd. Bij de 100e geboortedag wordt het museum in 1961 uitgebreid met de Le Grand Hall d’Henri Gautruche en in 1992 met de vleugel ontworpen door Christian de Montzamparc. Bij haar overlijden in 2002 legateert Rhodia het fotografisch archief en tegenwoordig bewaart het museum een belangrijke collectie foto’s, tekeningen, aquarellen, schilderijen, pasteltekeningen en 876 beeldhouwwerken.
Ik heb de carrières van Bourdelle en Rodin vergeleken en gefocust op de tijd waarin zij leefden – Rodin was 21 jaar ouder dan Bourdelle –, hun successen, hun bekendheid in binnen- en buitenland, hun samenwerking – Bourdelle was gedurende 15 jaar de assistent van Rodin en mijn conclusie is dat Rodin grotere bekendheid genoot in zijn tijd en dat hier meerdere redenen voor waren.
Het lijkt er op dat Bourdelle nu pas de erkenning krijgt die hij verdient. In 2013 schreef de conservator van het Musée Bourdelle, Stéphanie Cantarutti, een monografie bij de expositie ‘Bourdelle intime’ in 2013/2014. Er zijn buitenlandse exposities.
Sinds 2013 valt Musée Bourdelle onder Musée Paris, een openbare instelling (o.a. Zadkine, Hugo, Aziatische kunst, catacomben) die gezamenlijk één entiteit vormen en zorgen voor beheer, wetenschappelijke – en culturele evenementen. Deze hervorming werd besloten door de burgemeester van Parijs, Bertrand Delanoë. Schaalvoordelen en een betere interactie tussen musea zouden de Parijse musea meer bekendheid moeten geven.
Reactie van Carla zelf na afloop:
Bij mijn keuze voor Antoine Bourdelle heb ik mij afgevraagd of Bourdelle zich heeft weten te ontworstelen aan de invloed van Rodin en een eigen stijl heeft ontwikkeld. Het viel mij namelijk op dat er vaak een gelijkenis is tussen beeldhouwwerken van de beide beeldhouwers die in mijn optiek doorwerkte ook nadat Bourdelle het atelier van Rodin, waar hij 15 jaar als zijn assistent had gewerkt, had verlaten.
Bij het bezoek aan het Musée Bourdelle werd mij duidelijk dat die beïnvloeding maar ten dele was. De vorm van ‘La Tête d’Apollon’ in 1900 leek bijna gestileerd. Deze vereenvoudigde vorm van het gezicht dat modern aandoet is terug te zien is bij de expositie van  ‘Héraklès Archer’ in de Salon van 1910 en in de monumentale beeldhouwwerken die hij daarna maakte.
Het museum zelf viel mij enigszins tegen. Feitelijk bestaat het uit meerdere delen:
- Het oorspronkelijke woonhuis en atelier plus de tuin,
- de ‘Hall des Plâtres’ gebouwd door Henri Gautruche in 1961 en
- de vleugel ontworpen door Christiaan de Portzamparc in 1992.
Het woonhuis bleek niet toegankelijk, de tuin slecht onderhouden en naar de vleugel van Portzamparc moesten we zoeken. Deze bleek zich in de kelder te bevinden. Hoewel de bronzen beeldhouwwerken goed tot hun recht kwamen door de lichtinval van boven en de lichtgrijze vloer en wanden was het witte plafond met de zichtbare spanningsrail met spots een anticlimax en maakte een armoedige indruk.
Bourdelle was een veelzijdig kunstenaar. Behalve beeldhouwer was hij ook schilder, graficus en fotograaf. Het museum herbergt volgens informatie behalve een grote hoeveelheid beeldhouwwerken meer dan 6000 tekeningen en aquarellen, 150 schilderijen en pasteltekeningen en ca 15.000 foto’s. Die had ik graag willen zien. De grafiek zou zich moeten bevinden op de eerste étage van de Portzamparc vleugel, maar die heb ik niet gevonden. Op de benedenverdieping waren maar een paar schilderijen te zien, te weinig om hier echt een indruk van te krijgen. Gebrek aan voldoende financiële middelen zal hier ongetwijfeld een rol in spelen.
Dat neemt niet weg dat ik de totale collectie en dan met name de bustes indrukwekkend vond.
Per saldo was dit een geweldige Parijs excursie waar ik heel veel heb gezien en geleerd en op onverwachte plekken ben geweest.
Reactie en foto’s Linda:
Leuk om ook beeldhouwkunst te zien op deze excursie. Verrassend hoe modern dit werk was. Ik had van de leerling van Rodin iets heel anders verwacht. Alhoewel hij ook naturel werk maakte staat er af en toe heel modern werk tussen. De bronzen beelden in de tuin van museum Bourdelle. Gestileerde figuren, die daardoor geen personen meer zijn maar zielloze figuren. De grootte van 3 meter hoog of wel meer maakt de beelden extra imposant. Het patin is niet fijntjes maar oogt ruw, er zitten allemaal druipers op, lijkt het wel. De druipers zijn lichter groen dan het beeld, dat zou door zuur kunnen komen. Op de rechterschouder van een van de beelden, zijn de druipers zelfs geel. Ik zou een link kunnen leggen tussen de figuren van Bourdelle en de figuren van Laurencin, deze zijn ook gestileerd en lijken zielloos. Geen mensen van vlees en bloed, maar voorstellingen van iets. Er zijn ook veel reliëfs te zien in het museum, af en toe doet zo’n reliëf zelfs aan Picasso denken, qua stijl.
Reactie van Aart:
Ik vond het erg interessant om kennis te maken met het werk van Bourdelle. Ik kende een enkel werk van hem, zoals de boogschutter, maar wist niet dat dit van hem was. Hij blijkt een veelzijdig kunstenaar te zijn geweest, die in de schaduw lijkt te hebben gestaan van de grote Rodin, bij wie hij 15 jaar heeft gewerkt. De invloed van Rodin zie je wel terug in zijn werk, maar het zou kunnen dat deze ook van Bourdelle het een en ander heeft overgenomen. Bourdelle verdient een eigen plek. Een bezoek aan dit museum was beslist de moeite waard.
Reactie van Koos:
Museum Bourdelle heeft me verrast door het formaat en de opbouw van het gebouw en haar tuin. De variatie van een grote zaal met enorme beeldhouwwerken, kleinere kamers met modellen, het oorspronkelijke atelier en de tuinen rond de gebouwen laten de kunst van Bourdelle goed tot zijn recht komen. Het belang van een goede behuizing van een collectie kwam hier duidelijk naar voren.
In de beeldentuin staat een heel groot beeld van een vrouw die een kind omhoog houdt. De gelaatstrekken zijn gestileerd. Het doet mij erg denken aan een relief van Pisano: Maria en de geboorte van Jezus
Als de vraag is ‘Is Bourdelle het grootste deel van zijn leven een leerling dan wel navolger van Rodin geweest?’ dan kan die vraag m.i. ontkennend beantwoord worden. Zeker, sommige bustes doen sterk aan Rodin denken, maar het merendeel heeft toch een eigen, gestileerd karakter. Bourdelle verdient, zoals Aart als schreef, een eigen plek. Of je zijn werk op dezelfde manier apprecieert als dat van Rodin is een tweede.
Het museum zelf vond ik, ondanks de armoedige indruk (woorden Carla), een verademing. Iets heel anders dan een ‘paleis-museum’ als MNdC en MJA, de krachtpatserij (niet negatief bedoeld) van Louis Vuitton en de overdaad van de Orangerie.