Musée Jacquemart André
In mijn paper over Musée Jacquemart André ben ik ingegaan op de voorwaarden waaronder Nélie Jacquemart en Édouard André hun verzameling nalieten aan de Franse Staat. Zo mocht de inrichting van de zalen niet veranderd worden, moesten de collectie en de gebouwen goed worden onderhouden en moesten de beide gebouwen (het stadspaleis in Parijs en het kasteel in Chaalis) als museum worden opgesteld voor een breed publiek.
Tijdens mijn referaat zal ik allereerst wat vertellen over het stadspaleis aan de Boulevard Haussmann, en de inrichting daarvan. Ook zal ik kort ingaan op de aanpassingen die, ondanks de bovengenoemde voorwaarden, door de Franse staat zijn doorgevoerd in de inrichting na de openstelling van het museum.
Het tweede deel van de presentatie bestaat uit een visuele analyse van een van de eerste werken die door Édouard André werd aangeschaft: Het portret van de markiezin d’Antin.
Foto’s en reactie van Linda:
Voor mij was dit niet de eerste keer dat ik Musée Jacquemart André bezocht. Toch ben ik iedere keer weer onder de indruk van de kwaliteit van de collectie van dit museum. Met name de Italiaanse collectie, met werk van Botticelli, Mantegna, Donatello en Bellini is bijzonder. Maar ook bijvoorbeeld de prachtige kerkbank met intarsia. De collectie werken uit de Nederlandse en Vlaamse 17e eeuwse kunst is klein, maar bevat wel een aantal klinkende namen als Rembrandt (3x), Van Dyck en Hals. Vooral het portret van een man door Hals sprak mij erg aan. Het oogt na eeuwen nog steeds fris en modern. Jammer dat het zo hoog ophangt. Kenmerkend voor het museum is dat de sfeer in de verschillende vertrekken is afgestemd op het type kunst. dat in een ruimte is te zien. Het museum ademt vooral de sfeer van de Roccoco, met zijn dames met blosjes op de wangen en de pastorale taferelen. Wea hield een prima visuele analyse van het portret van een jonge markiezin, waar zoals vaak meer uit te halen is dan je op het eerste gezicht zou denken. De expositie met Impressionistische werken, die het strandleven als onderwerp hadden, was zeer aan mij besteed. Vooral het strandtafereel van Monet, wat ook de cover van de expositiegids sierde was heel kleurrijk en sfeervol. Een druk bezochte expositie, maar zeker de moeite waard.
Correctie:
Hoe langer wij naar het portret van markiezin d’Antin keken, des te meer afwijkingen wij ontdekten. Haar middel lijkt op een hoorn des overvloeds. De stofuitdrukking van de rots klopt niet. En haar benen zijn in verhouding tot de rest van haar lichaam veel te breed.
Uiteraard ontkwam ik niet aan de vergelijking met ‘mijn’ museum, Nissim de Camondo (MNdC). De schilderijencollectie is, zoals Aart al opmerkte, van hoge kwaliteit. DE twee schilderijen van Vigée-Lebrun in MNdC steken hier schril, bij af.
Maar de meubels e.d. daarentegen zijn mijn inziens van mindere kwaliteit en zeker minder goed onderhouden dan die in MNdC. Er ontstond in een deel van de groep de vraag en discussie of het echtpaar André-Jacquemart enerzijds en Moïse de Camondo anderzijds elkaars concurrenten waren op de kunstmarkt. Het antwoord is: waarschijnlijk niet, alleen al vanwege de minieme overlap in tijd. Tevens is het zeer waarschijnlijk geweest dat Moïse met zijn Joodse achtergrond en recent verkregen adellijke titel nauwelijks toegang had tot de echte Parijse aristocratie.
Maar het was heel leerzaam om beide musea op één dag te bezoeken.